Over de Boerboel
Een correct gefokte boerboel is een karakterhond en als we de informatie op het internet mogen geloven, heeft hij een droomtemperament.
Overdag gaat de hond met de kinderen op pad om het vee te hoeden. Daar vangt hij voor hen een haas om boven een vuurtje te roosteren. Hij beschermt ze tegen ongedierte en gevaren.
’s Avonds ligt hij voor de haard bij de familie, die hij verdedigt tegen alle bedreigingen die loeren in het donker.
Zo zien Zuid-Afrikaners hun perfecte boerboel. Hij is oorspronkelijk een erfhond, een vrij op het erf rondlopende hond. En daaruit leiden we heel zijn aard af. Hij heeft als het ware een extra zintuig om het kaf van het koren te scheiden. Nadert er goed volk, dan blijft hij beleefd. Wat heb je aan een venijnige waakhond die te pas en te onpas uit z’n krammen schiet en alleen veilig zit achter tralies? Die kan moeilijk ingrijpen als zijn baas in de penarie zit.
Neen, dan de boerboel. Betrouwbaar, gehoorzaam en intelligent.
Zijn sterkste troef is zijn geduchte beschermingsdrang. Vastberaden en zonder angst, een echte Jan zonder Vrees als het erop aankomt.
Hij leest jouw gedachten, weet wat jij denkt en wanneer jij je bedreigd voelt. Raakt een lid van de familie in nood, dan aarzelt de boel geen moment. Zodanig soms dat je als baas verstelt staat van je eigen hond. Blaft een onvriendelijke man je tijdens een wandeling toe dat je je loebas moet aanlijnen, dat hij zijn poot niet mag opheffen tegen zijn omheining of iets dergelijks, en komt hij te dicht of wordt hij agressief, dan vindt je anders zo bedaarde boeletje het misschien nodig zich in het dispuut te mengen.
Hij verwittigt wel eerst alvorens aan te vallen.
Tijdens mijn bezoek aan Quinta de Ramalhoa boerboele in Portugal 2011
Die geskiedenis van die boerboel
Massieve viervoeters dartelen langer dan vandaag rond op onze aardbol. Illustraties uit 2000 voor onze tijdrekening situeren al mastiffachtigen in de Egyptische tijd. Muurschilderijen uit het Assyrische rijk van de 7e eeuw voor onze tijdrekening tonen dezelfde honden die leeuwen en wilde paarden vangen. Driehonderd jaar later schenkt een Albanees staatshoofd zo’n reuzenhond aan Alexander de Grote. Danig onder de indruk wil hij het beest inzetten om beren, wilde varkens en herten te verschalken, maar de hond toont niet de minste belangstelling.
De koning van Albanië raadt hem aan: ‘Moenie die hond se tyd mors met kleine dingetjies nie. Gee vir hom ’n leeu of ’n olifant om teen te veg.’
Veel later, in de 13e eeuw, schrijft onze eigen Willem Van Ruysbroeck in één van zijn reisverslagen ‘… dat de Albanese honden groot genoeg zijn om 10 leeuwen en stieren te bekampen, ze worden zelfs in plaats van een os voor de wagen gespannen’. Wie zijn wij om daaraan te twijfelen?
In de loop der eeuwen verspreiden deze legendarische honden zich over Europa, het verre en midden-oosten en tot op de Britse eilanden. Maar ook een barbaarse stam uit het zuiden van Ethiopië houdt van oudsher superhonden. De plaatselijke bevolking kweekt ze in bulk om de gnoes tegen te houden die hun velden en woningen verwoesten en om wild te vangen.
Ze melken zelfs de teven.
Maar wat nu met de boerboel?
De Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie stuurt Jan van Riebeeck om een handelspost op te richten bij Kaap de Goede Hoop, de zuidelijke punt van Afrika.
Wanneer hij en 90 kolonisten in 1652 voet aan wal zetten, heeft hij een bullenbijter bij, een grote sterke hond met mastiffachtige trekken, gebruikt om stieren te bedwingen. Ook de avonturiers die nadien landen, brengen hun honden mee om hen te beschermen. Britse settlers kiezen vanaf 1820 onder meer voor bulldogs en mastiffachtigen.
Tijdens de Groot Trek die begint in 1835 verlaten meer dan 10.000 boeren of voortrekkers de Kaapkolonie. Ze trekken noord– en noord-oostwaarts en vestigen zich op afgelegen uitgestrekte farms. De honden leven geïsoleerd, er is vaak inteelt. De schatjes zijn grotendeels op zichzelf aangewezen voor hun dagelijks rantsoen. Alleen de sterkste overleven. Tegen het einde van de eeuw zijn de karakteristieken van de antieke Assyrische hond opnieuw duidelijk.
Volgens de overlevering is de hond na de anglo-boerenoorlog van 1899–1902 met de Engelse langbenige bulldog gekruist en in de jaren 1940 en 1950 aan de bullmastiff gekoppeld.
Er komen ook viervoeters – ‘Kafferbrakke’ — van de zwarte bewoners bij kijken.
Hoedanook, de boerboel haalt z’n genetisch materiaal uit twee bronnen: de bullenbijter uit Europa (en daarvoor uit Egypte, Albanië en Assyrië) en de plaatselijke Afrikaanse honden (mogelijk afkomstig van de Ethiopische hond die uit Babylon komt tijdens de Perzische tijd en nog daarvoor via een omweg uit India en opnieuw terug naar Albanië en Assyrië).
Eén pot nat, dus.
Twee types, de renners en de stoepzitters
In eerste instantie is de boel een boerenhond met een sterk en stabiel karakter. Maar veel boeren beproeven na verloop van tijd hun geluk in de steden. Er volgen interraciale huwelijken en de typische boel verdwijnt.
De criminaliteit stijgt, waardoor de bedachtzame gozer baan ruimt voor een agressieve vechtmachine.
Pas begin 1980 trekken liefhebbers van het oorspronkelijke type aan de noodrem. Heel het land wordt doorkruist, 250 exemplaren worden bestudeerd en slechts 72 raken door de selectie.
Opvallend zijn de grote verschillen. In de hoogliggende gebieden hebben de dieren bijvoorbeeld langer haar, dunnere benen en scherpere snoeten dan in het noordwesten.
Er wordt niets geröntgend, en vrijwel alle honden zijn familie van elkaar. De elleboog– en heupproblemen en bij teefjes vaginale prolaps of verzakking tijdens de loopsheid of voor of tijdens het werpen zitten erin gebakken.
Vanaf 1983 beginnen fans selectief te fokken. Minder ernstige kwekers zetten andere rassen in als achterpoortje naar de perfecte boerboel. Hiermee doen ze meer kwaad dan goed.
De Zuid-Afrikanen spreken van ‘renners’ en ‘stoepzitters’. De laatste zijn zo zwaar dat ze meestal dicht bij huis blijven, op de stoep. De renners zijn dan weer één brok dynamiet met een ongelooflijke bespiering, zonder één gram vet. Ze kunnen moeilijk stilzitten en lopen dagelijks mee met de boer naast zijn paard. Alles hangt hier weer af van de bloedlijnen.
De atletische types rennen — en vangen eventueel wel eens een haas zoals de romantische omschrijving vertelt -, andere zijn massiever. In ons land zijn er weinig echt zware jongens. Serieuze Europese fokkers laten hun honden checken voor ze pups krijgen.
Lichtere, atletische types hebben de beste gewrichten, dus tref je deze hier vaker aan.
Het is een fabeltje dat de boel oergezond is, omdat hij eeuwenlang overleeft door natuurlijke selectie. Hij heeft evenveel erfelijke gewrichtsproblemen als om het even welke molosser. In Zuid-Afrika werd in het verleden nauwelijks gelet op de gewrichten. Daar is de laatste tijd veel verandering in gekomen omdat fokkers zich meer en meer bewust worden van de noodzaak ervan. De boerboel is er big business en er is heel wat export naar Europa en Amerika.
Stamboom verdienen
De boerboel heeft een prominent en goed ontwikkeld spierstelsel met een veerkrachtige beweging. Hij is een toonbeeld van kracht.
Pups van 2 ouders met papieren krijgen niet automatisch een stamboom, zoals bij andere rassen wel het geval is. De boerboel wordt eerst aangekeurd, ten vroegste op 12 maanden, en bij voorkeur later. Deze keuringen gebeuren ook in ons land door Zuid-Afrikaanse keurmeesters.
De dieren worden beoordeeld op uiterlijke en karakteriële eigenschappen van de rasstandaard. De honden moeten minstens 75% behalen om ingeschreven te worden in het stamboekregister, de SABT (South African Boerboel Telersvereniging), de eerste en grootste fokkersvereniging van Zuid-Afrika.
Er zijn inmiddels ook afsplitsingen van de fokkersvereniging, namelijk EBASSA, HBSA, BI en SBR.
Hoewel pups ingeschreven worden in één van deze stamboeken, is de boerboel (nog) niet erkend door de FCI.
Karakter is de hoofdzaak
Tot zover de ideale boel. Nu de realiteit. Het ras komt pas in 1994 naar het westen, en het is nu aan een opmars bezig, vooral in Nederland. Twaalf jaar geleden zijn daar 3 fokkers, nu al 45.
De boerboel wint ook in de lage landen aan populariteit en iedereen wil wel eens een nestje, al dan niet met papieren. Zolang fokkers op het correcte temperament letten, loopt het lekker. Het karakter van de boel is inderdaad een onderdeel tijdens een aankeuring, maar er wordt te weinig aandacht aan besteed. Keurmeesters beoordelen niet streng genoeg; honden met een angstige of agressieve indruk krijgen voor dit onderdeel misschien een minpunt op hun scorekaart, maar als de hond globaal boven de 75% zit, wordt hij geregistreerd en mag er dus mee gefokt worden.
Fokdieren zouden op z’n minst een MAG-test voor maatschappelijk aanvaardbaar gedrag moeten ondergaan, maar er is geen controle. Louche producenten houden onbenaderbare boels in kennels.
Met het smoesje ‘ha ja meneer, het is een waakhond, dat hoort zo’ zetten ze kandidaat-kopers op het verkeerde been. Er zijn inderdaad verschillende types én karakters, maar in ieder geval moet je gewoon bij de ouderdieren kunnen. Bekijk je in Afrika honderden boerboels, dan zijn er misschien 5 die zich zonder aanleiding agressief opstellen. Het is belangrijk dat iedereen er zich van bewust is dat karakter de hoofdzaak is.
Deze sloeber is te groot om daar onzorgvuldig mee om te springen. Een ongeleid projectiel van 70 kilo is geen lachertje.
Als de nood het hoogst is, neemt een boerboel zelf beslissingen. Jammer genoeg beslissen sommige constant!
Zijn grootse karakter zit er bij de boel genetisch in. Dat betekent echter ook dat hij het in zich heeft om te domineren. Als baas moet je moet leiderschap uitstralen. Anders neemt je boeletje subtiel de macht; sommige eigenaars hebben dat nauwelijks in de smiezen. Tot het conflict escaleert, en de boel van de hand wordt gedaan
Zit de afstamming en opvoeding goed, dan gaat de boel prima om met kinderen. Het kleine grut mag in zijn ogen nooit een bedreiging zijn; er is geen excuus om naar een kind te happen.
Kleur is bijzaak
Mensen kopen vaak alleen maar een kleur. De meeste aanvragen die fokkers krijgen zijn voor roodbruin met een sterk zwart masker. Kleur mag nooit de doorslag geven. Goede exemplaren fokken is zo al moeilijk genoeg; rekening houden met karakter, gezondheid, uiterlijk, en dan nog eens kleur? Fokkers mogen zich niet laten verleiden door de vraag en zich op een tint focussen.
Boels komen in alle tinten van geel, vaal, roodbruin, bruin en schakeringen van brindle of gestroomd al dan niet met een zwart masker. De kleuren worden dooreen gefokt. Brindle pups zijn er alleen als minstens één van beide ouders gestroomd is. Lange tijd waren gevlekte (piedbald) boerboels toegelaten, dan weer niet. En nu mag het opnieuw, op voorwaarde dat de oren en rond een van de ogen de basiskleur geel, bruin of brindle is.
Ook honden met het blauwe pigment en geheel zwarte boerboels zijn tegenwoordig erkend.
Honden met een leverkleurig pigment zijn niet toegelaten. Sommige fokkers werpen zich op piedbald, zwart en blauw, omdat het weer iets speciaal is. Wel is telkens een goede donkere pigmentatie nodig; roze rond de ogen maakt de boel té gevoelig voor de zon.
Staarten worden in Zuid-Afrika gecoupeerd. Ginder zijn ze als de dood voor de dierenarts, dus al wat te kwetsbaar is, knippen ze af. De boerboel zou wel eens in contact kunnen komen met een baviaan… Bij ons is hakwerk verboden. Toch drentelen er nog pups rond zonder staart; ze hebben namelijk wel eens een knikstaart, en dan wordt de kwispel radicaal ingekort.
Laatbloeier
De boerboel lijkt wel een designerhond, geprogrammeerd om je te verdedigen en superlief voor kinderen. Dat is te rooskleurig voorgesteld. Vergeet niet dat hij een consequente opvoeding nodig heeft eer het zover is. Sommige baasjes worden als een dweil achter hun hond gesleept. En leer Simba maar eens af om tegen je op te springen als hij drie jaar is en evenveel weegt als jij! Want zijn lijf groeit inderdaad tot hij drie is.
Eerst in de hoogte en daarna in de breedte. Ook het karakter heeft tijd nodig om te ontwikkelen. Op jonge leeftijd is hij op zijn qui-vive voor onbekende dingen. Hij beleeft zijn pubertijd pas rond 18 maanden. Dan haalt hij nog één keer het onderste uit de kan om zijn uiteindelijke positie in de rangorde te bepalen. Blijf uiterst consequent, al is hij tegen die tijd al een imposante rekel. Hoe consequenter je bent, hoe sneller zijn pubertijd voorbij is. Elke hond heeft zijn eigen temperament, niet elke boerboel maakt een even heftige pubertijd door. Maar pas daarna komt zijn ware karakter naar boven. Goed mogelijk dat je o zo lieve boeletje ineens wantrouwend tegen bezoekers staat, overdreven beschermend is of op een andere manier 180 graden draait.
Een goede socialisatie is primordiaal. Sommige boels zijn zo eenkennig als iets. Een puppycursus is op z’n minst warm aanbevolen om sociale vaardigheden onder de knie te krijgen. Hij is echter niet in de wieg gelegd om wedstrijden te spelen. Deze intelligente rakker denkt na drie keer hetzelfde: ‘Ja, dat trucje ken ik, nu graag iets anders’. Ze leren snel en hebben alles door.
Véél hond
Uit een goede lijn, gefokt als erfhond zoals oorspronkelijk bedoeld, wordt hij een uitstekende familiehond. De ware boel met een evenwichtig temperament is het gelukkigst dicht bij zijn gezin. Dan slaap je op twee oren, met open deuren. Toch is het ras is niet voor iedereen weggelegd; ervaring met molossers en een consequente, liefdevolle opvoeding zijn een must. Laat je vooral goed informeren voordat je een boerboel in huis neemt. Onderscheid de fabeltjes van de feiten. Het eerste criterium moet het karakter zijn. Volgens sommigen betekent de ‘boel’ in boerboel ‘veel’. Véél hond. En het klopt als een bus; er is ‘pak’ aan, maar ook het karakter is groot, groter, grootst. Met hem haal je een wonderlijke metgezel in huis. Of een boel problemen.